www.kampmes.nl © 2011 

 

Het moet me van het hart dat....

 

 

Maandag, 22 december 1947

 

Het moet me van het hart

dat tussen sport en sport toch wel enig verschil is. Laat ik u dat eens even duidelijk maken.Daar hheb je het Oosterpark, waar in de prille ochtenduren gevoetbald en gehandbald wordt en waar, als er eens een paar druppelkens hemelwater vallen ene massa gelijk ene kudde schapen onder een afdakje - eens door een wijs voorzitter van van iets wat gemeenlijk gemeentelijke commissie genoemd wordt, aangebracht - samendringt. En dan zie je een bekend iemand over de grasvelden lopen, sprietjes tellend en verschil van mening krijgend over het al of niet doorgaan. Waarbij dan deze keer voetbalveld wint van plantsoengedachte. 1-0! Als laatstgenoemde nu maar niet zint op revanche! En toch heb ik waardering voor de persoon in kwestie, want hij is iemand op wie van toepassing is: "wie niet vraagt of hij de mensen bevalt kan het ver in de wereld brengen". Ook daarom zijn onze boljarters zo groot. Zij speelden in de Harmoniezaal alleen maar voor zich zelf. om andere niet denkende. 't Zal je geadcht wezen daar een half uur op je stoel te moeten zitten kleven omdat je tegenstander er pleizier heeft een paar honderd keer die drie ballen tegen elkaar te smijten. Toch eigenlijk belachelijk om daar een volwassen mens over een stuk groen laken te zien hangen, wikkend en wegend met een gezicht alsof de wereld veroverd moet worden. En als je dan denkt dat er een geweldige stoor zal volgen, zo een als wij altijd doen - och u weet dat wel - op spekkisten van biljarts, dan liefkoost de queu even de ballen. Dat 's dan alles. Maar enfin, La Rochfoucauld is zelf indertijd biljarter geweest want hij heeft de wereld kond gedaan, dat er een groot aantal gedragingen zijn, welke belachelijk schijnen, maar waarvan de verborgen beweegredenen zeer wijs en degelijk zijn. Ik heb trouwens bij dit alles gedacht aan het publiek, want voorzitter De Both was niet de enige die met rimpeloogjes onbeweeglijk zat te staren. En maar staren. Terwijl ik op het laatst het gevoel had of het hele Harmonie meubilair in mijn rug aan het krijgertje spelen was, rookte een zwijgende menigte spanning in de zaal zo nu en dan "ooooch" roepend als een stoot mislukt. Dat is zeker erg, ofschoon ik het met een bekend architect ter plaatse eens ben, dat een ander ook eens een beurt moet hebben. Maar vraag ik mij nu af, zou Hebbel toch ongelijk hebben gehad, toen hij beweerde dat het publiek alleen maar vuurwerk en geen zonsopgang weet te waarderen?       

Of is het een kwestie van verschillende reactie. Die mogelijkheid bestaat, want als ik er aan denk hoe een Be Quick-penningmeester staat te dansen voordat de wedstrijd begint, terwijl Eppie Meulema zo heel kalm later aan de lijn stond, dan moet er toch iets bijzonders zijn in de invloed van sport op de mens. Vooral in het gavl Eppie. Hij is zo heel anders geworden. Niet doordat hij met animo klompen draagt , maar omdat het dolle er een beetje af is. Wel slaat ie, hard lopende met zijn hielen nog altijd links en rechts en heeft zijn "snuit" het scherpe van vroeger, maar anders , nee. Eppie  is niet meer de velo-Eppie. Niet veranderd is de HSC-Tonny. Keurig gehoed en zo en zodanig glimlachend, dat je je geneigd gevoelt zijn gebit te gaan tellen.... Maar vooral rechtop van lijf en leden en niet tonend hoe zeer het hem aan zijn hart gaat met zoveel doelpunten te moeten verliezen. Maar wat Sneek wel gevoeld hebben. Achttien goals in negentig minuten, dat is elke vij minuten een. Als ik daarvan nu aftrek de tijd nodig voor het weer opstellen en zo, nou dan zal er verder wel niet veel gevoetbald zijn............ Nou moe!                                                                                      K

 

 

 

 

 Maandag, 15 december 1947

 

Het moet me van het hart

dat ik Diogenes wel eens had willen zien, gisteren in het Oosterpark. Zou deze cynise wijsgeer met zijn lampje eerder een voetballer hebben kunnen ontdekken bij GVAV – Leeuwarden dan ik. Of zou hij door de eerste helft zodanig geschokt zijn, dat hij ijlings zijn speurtocht naar een goed mens (voetballer) gestaakt zou hebben en in zijn wijnvat – er was toen blijkbaar ook al woonruimtetekort – zou zijn teruggekropen....

  Hij is inderdaad minder optimist geweest dan Melati van Java, want die vindt, dat overal iets te bewonderen is, doch dat het de kunst is om te vinden. Dus ben ik, toen ik zo op de tribune zat te zitten, stiekum eens gaan rondneuzen. En inderdaad heb ik iets gevonden…. Van emotie verwrongen gezichten…  wat is 'n mens dan toch lelijk! - gezichten, welke de weerspiegeling zijn van de wedstrijd. En, niet waar, hoe kan een spiegel nu een mooi beeld weerkaatsen, als er niet iets bepaald moois voor staat.

  Zelfs de gesoigneerde staantribune aan de overzijde – gerepareerd en wel – kwam niet in gevaar.

  De gemeentelijke commissie schijnt ernstig geschokt te zijn door het levensgevaar, waarin ik de vorige Zondag geraakt ben en voorzitter mr S.J.W. Nijhoff, die daar 's morgens in het heerlijke zonnetje zat bruin te brandenen zich met blinkende tanden duidelijk zat te plezieren over de handbalwedstrijd Olympia – Hellas, waarschuwde me vriendelijk, toen ik de tribune besteeg. Vriendelijk dank mijnerzijds maar al is die tribune dan een onding, stevig is ze wel. Maar dat moet ook wel, want als de GVAV-aanhang onder leiding van Jopie Barels los komt, schudt alles op de grondvesten….

  Alleen vriend Jac Deen uit zich niet luidruchtig, al geef ik de sportpers de „tip” om bij hem te gaan zitten. Want uit zijn critiek is een prachtig, boeiend verslag te distilleren….

  Apropos, ik heb nauwelijks commentaar gehoord over die kleine man, die  zich daar zo dapper te midden der woedende elementen bevond. Regnard zou z'n plezier aan hem gehad hebben, want voor hem speciaal kon hij wel zijn uitpraak hebben gedaan „in grote gevaren doen zich de mannen van grote moed kennen”. Hij pakte flink door en zie, het was als olie op de woedende golven en eens te meer heeft Seneca gelijk gehad, toen hij schreef: „Geweld duurt niet lang”.             K

 

 

 

 

 

 

 

 

Maandag, 8 december 1947

 

Het moet me van het hart

dat, toen ik zo door de mist liep te dwalen rond het grote veld in het Oosterpark en het schimmige gevecht aanschouwde tussen Vlugheid en Kracht en DES, ik me afgevraagd heb of Schiller voorvoeld heeft, dat er zoiets zou komen als een gemeentelijke commissie en daarom zich met een „ik heb hier slechts een ambt en geen mening” af heeft willen maken van critiek. Ik wou dat ik het met hem kon zeggen, want dan ware het mij bespaard gebleven te moeten constateren, dat het publiek, dat daar verdere wedstrijden zal gaan aanschouwen, zich dra zal gaan voelen als in een huis, gebouwd op ondermijnde fundamenten. Laat ik nu, al wandelende over die houten staan-tribune, kwistig neergelegd met volkomen veronachtzaming van het aantal vernielde grassprietjes, plotseling een étage zinken….

  Nu hecht ik grote waarde aan mijn gezondheid en dies zal men zich wellicht kunnen voorstellen hoe het mij te moede was, toen ik daar, met één been in het Oosterpark staande, me met het andere halfweg Japan voelde.  En dan zal men zich eveneens kunnen indenken welk een taal daar in mij opborrelde en hoe zeer de drang in mij woelde om mij, al vernielende het wankele gevaarte, waarmede een aanslag gepleegd wordt op Jan Publiek, met geweld uit de afgrond op te werken. Edoch, toen dook uit de mist de schim op van wijlen O..lus, die mij in mijn tintelende oren fluisterde „meer werkt de rede uit dan blind geweld”.  En dus heb ik voorzichtelijk me weer op de begane grond gewerkt, maar wil toch aan 't adres der commissie voornoemd Vauvenarques' woorden: „slachtoffers maken is een teeken van geringe bekwaamheid” naar voren halen.

 Overigens wel een gezellige boel daar bij 't handballen al vraag ik me af of aanvallers en verdedigers wel eens gehoord hebben van Tacitus wiens „door beleid brengt men meer tot stand dan door geweld” in elk geval hier ad rem is. Trouwens, en nu kunnen de handballers lachen, ook in de voetballerij mag men deze woorden, groot geschilderd, wel eens boven de velden hangen.  Hadde HSC er naar geleefd  gisteren inplaats van enthousiasme de baas te laten worden, ik weet het nog zo net niet, of de Velocitaan Ottens, in zijn eigen kring bekend als de man met de gouden benen, niet gelijk zou hebben gekregen. Zijn piraatje mocht dan al fier de lucht in staan bij die 2-0 voorsprong, zijn woorden „ik ben er nog niet gerust op” waren in flagrante tegenspraak met dat uitdagende stompie. Velocitas beperkte zich ondanks de moedgevende her-aanwezigheid van Frans de Wolf met gips-uitrusting en al, danig in haar aanvallen en Schopenhauer kan dan wel beweren dat alle beperking gelukkig maakt, ik ben toch zo vrij om te betwijfelen of Velocitas zich in dat laatste kwartier wel inderdaad zo gelukkig heeft gevoeld.                                                     K. 

 

 

 

 

 

Maandag, 1 december 1947

 

Het moet me van het hart

dat Quintilianus, indien hij nog op dit overigens niet altijd zo leuke en vooral natte, gure aardrijk had rondgewandeld, ongetwijfeld zou hebben uitgeroepen:

„Zie je wel dat ik indertijd gelijk had: terwijl wij overwegen, wanneer wij moeten beginnen (te schieten), is het reeds te laat”. En waarschijnlijk zou hij de Velocitas-midvoor bij diens kraag hebben gegrepen om hem ter staving van zijn bewering als voorbeeld bij zich te houden.……

Daaraan moest ik denken toen Willems het in zijn hand had duizenden gelukkig te maken, doch waarschijnlijk zijn leermeester Gottfr. Kinkel trouw wilde blijven en met het devies „Wie niet vraagt of hij de mensen bevalt, kan het ver in de wereld brengen” de wanhoop wredelijk uitstortte in bonzende harten van mensen die – zoals de meneer-van-ver achter mij – de toch al wat naargeestige Zondag gingen aanvoelen als een dag somberder dan somber. Want al maakte een bekend kruidenier aan de Verl. Hereweg, voorstander van het „keep always smiling”, glimlach steeds, met zijn wapperende grijze haardos, een dansje op de tribune, neem gerust aan, dat zijn hart verscheurd was. Maar misschien heeft Plautus wel gedoeld op voetbalsupporters toen hij in zijn testament vastlegde dat mensen die beminnen hun verstand kwijt zijn. Hoe het echter ook zij, ik ben het met Rey eens dat de diepste wanhoop zich in een glimlach moet uiten.

  Lachten daarom ook de Heerenveners of waren zij inderdaad wel gerust over hun favorieten? Terwijl ik zo onder de vele druppels zat te kijken en de gratis douche met kwade gedachten aan Gemeentelijk Commissie en Velocitas verwenste inplaats van aan de voetbalpubliek-hater die de tribune gebouwd heeft, begon ik te twijfelen of het, laat ik zeggen beheerste gejuich der Friezen, wel inderdaad vertrouwen uitdrukte.                                                K.

 

 

 

Maandag, 24 november 1947

 

Het moet me van het hart

dat ik bang ben, dat enkele Heerenveen-spelers gisteravond een slecht sluitstuk aan de Zondag hebben moeten breien. Want wel geloof ik de „bloem” uit het Friesche Haagje best dat Heereenveen „toch kampioen” zal worden, maar de wijze waarop de aanmerkingen en aanmoedigingen aan het adres van Henny, Abe, Frans etc. ontvloden aan hun Fries-bekoorlijke lippen, heeft me toch tot de mening doen overhellen, dat er voor de Friese jongens gisteravond wat op het vuur heeft gestaan.

  Ik mag dat graag zien, die toilettengalerij op de tribune. Ze geeft zo'n aparte sfeer aan het geheel, durft, voor een deel althans – let maar eens op de Friese famkes – vrij uit mee te leven en voor een ander deel uiterlijk niet anders dan rustig datgene gade te slaan wat er binnen de lijnen te zien gegeven wordt. Maar ik zou toch wel eens willen weten  wat daar achter die blanke en met zulke leuke dopjes bedekte hoofden omgaat. Zouden die gedachten nu werkelijk alleen voetbal betreffen of ook „aardige knulletjes”….

  Enfin, ik wil geen onrust stoken, wil geen geluk verstoren, want nog altijd schijnt waar te zijn, dat de mensen het gelukkigst te noemen zijn als er niet van hen gesproken wordt.  Tot die categorie hoort dus helaas niet die eenzame in het veld, die men scheidsrechter pleegt te noemen. Een moedig man in een heksenketel van strijd, een man, die Rückert's waarschuwing: „als gij twee draken ziet vechten, kom er dan niet als bemiddelaar tussen want ze konden wel eens vrede sluiten en U opeten” in de wind slaat en met zijn fascinerende fluitje werelden van hartstochten in een keurslijf weet te houden…. of, helaas, weet te ontketenen.

  En hartstochtelijk was het binnen de lijnen; Jaap Bulder, broer Evert, Sybold Sissing, van Linge en anderen zullen er wel met genoegen naar hebben gekeken. Men heeft ze nauwelijks kunnen opmerken, want ze zijn als alle grote mannen zeer bescheiden. Zo ook de Be Quick-penningmeester, een grafelijk iemand voor wie de wedstrijd als zodanig rust is geweest, rust na een week van onophoudelijk telefoongerinkel, schoudergeklop en zo van en door op kaarten-belusten. Er kon zowaar een sigaar op overschieten…. Naar verluidt heeft hij nu verlof om financiën te gaan regelen. Of hij daarbij geassisteerd zal worden door zijn mede kleine grote-mannen zal de geschiedenis wel nooit openbaar maken.               K.

 

 

 

Maandag, 17 november 1947

 

Het moet me van het hart

dat kinderen, die ik overigens als een zegen beschouw, toch ook wel lastig kunnen zijn. De Oosterparkerstribune is daar om het te bewijzen. Nu mag het waar zijn, dat hij of zij, die de jeugd heeft ook de toekomst bezit, maar dan staat Oosterparkers een echt levendige en niet bepaald geluidloze toekomst te verwachten.

  Gelukkig prijs ik echter een club met zulke zorgvolle mannen als dat kogelronde Hollander-tje die niet moe werd om de wat bijzondere jonge toeschouwers bij Oosterparkers – Appingedam te vermanen. En heus, voor hem geldt het absoluut, dat met beleid meer tot stand wordt gebracht dan door geweld. Zijn vriendelijke gezicht wordt er zelfs niet streng bij. Hij is een man die weet dat men om anderen te beheersen, zichzelf ook moet beheersen. Die kleine rechtsbinnen van Appingedam, een duveltje hoor, denkt er blijkbaar anders over. Hij is wat….eh… laat ik zeggen, aan de agressieve kant. Heeft blijkbaar nooit van Vauvenarques gehoord, wiens wijze woorden: „Slachtoffers maken is een teken van geringe bekwaamheid” maar eens door hem bestudeerd moeten worden. Trouwens dat is bij een enkele Oosterparker blijkbaar ook nog niet helemaal doorgedrongen. Jammer, want „zij, die ons voorgingen" hebben zulke mooie waarheden de wereld in geslingerd. Ook Napoleon. Wij hebben aan deze keizer niet direct vriendelijke herinneringen, maar hem zou ik toch de Oosterparkers-voorlinie ten voorbeeld willen stellen waar hij zegt: „het ergste in zaken (schieten) is besluiteloosheid".

  O zo!                                                                                     K.    

 

 

 

 

Maandag, 10 november 1947

 

Het moet me van het hart

dat het gisteren niet alleen om het onvoldoende spel van GVAV is geweest, dat ik me geërgerd heb. Neen, dat was ook om de publieke reactie op sommige beslissingen van de scheidsrechter. Maar ik troostte me weer met de gedachte, dat ook Vauvenargues' woorden „slachtoffers maken is een teken van geringe bekwaamheid” opgeld deed.

  Is het U trouwens wel eens opgevallen, dat het meestal de tribune is, welke „de kachel aanmaakt” jegens de scheidsrechter! Maar als men goed nadenkt is dat toch ook wel weer duidelijk, want zij, die daar schouder aan schouder zitten, zijn in de eerste plaats degenen, die het felst beminnen en, niet waar?, „zij, die beminnen zijn hun verstand kwijt”, zo heet het.

  Natuurlijk bedoel ik daarmee niet die vlotte, leuke schare GVAV-zusteren achter mij, want die bleef keurig en alleen de glinsterende oogjes bij  het GVAV-doelpunt verrieden welke kant hun hart opging. Neen, die verloofde girls hebben geen onvertogen woord doen horen. Dat zij na die 1-0 stand het laatste kwartiertje wel wilden overspringen, getuigt alleen maar van latente spanningen. Zoals die ook aanwezig bleek bij de eenzame in zijn leren jas, Job Woltjens, als alle grote mannen de bescheidenheid in persoon. Ik hoop van harte voor hem, dat Nietzsche's woorden: „men beloont een leraar slecht als men altijd maar zijn leerling blijft” in zoverre niet op zijn ploeg van toepassing zullen zijn, dat de geelzwarten zijn evenknie zullen worden. Wat zal dan Piet Bloemhoff, gisteren gecamoufleerd met een pet, een gelukkige tijd tegemoet gaan.

  En GVAV? Op de tribune werd een kleine strijd gevoerd tussen voorzitterlijk optimisme, pessimisme bij een ander en…. zenuwen van een derde. Maar alle drie hadden ze deze stille hoop, dat aangepakt zou worden, om het gisteren onmogelijk lijkende, mogelijk te maken....                            K.    

 

Tikkie terug »

 

 

 

 

 

Maandag, 3 november 1947

 

Het moet me van het hart

dat het waarlijk geen ongevaarlijke opdracht is om juist voor vrouwelijk-Velocitas een wedstrijd bij te wonen indien de groen-witten met  1-0 voor zijn komen te staan. Dan is de kans niet gering, dat een overigens zeer charmante knie je lever zwaar op de proef stelt, dan wel een breed, maar vooral enthousiast uitgevoerd arm-gebaar je denkvermogen tracht te desorganiseren. Ik heb zo'n stil vermoeden, dat mijn vriend Piet – U kent hem natuurlijk nog wel – daarom alleen zijn "Stetson" heeft thuisgelaten en doen vervangen door een hoed-met-afwatering. Hoe ter wereld echter de oren te beschermen tegen datgene, wat uit lieflijke mondjes aan geluid te voorschijn komt, is een opgave, waaraan denkers hun tijd maar eens moeten besteden. Laten zij daarbij niet komen met watjes of iets dergelijks, want zulk een middel is bij voorbaat reeds af te wijzen. Daar lacht vrouwelijk-Velocitas alleen wat om..

Enfin, ik behoefde niet naar het ziekenhuis om me te laten bijwerken en zit me nu af te vragen waarom dit gezelschap niet in de rust toegelaten is tot de kleedkamers, want ik vermoed, dat er dan, alleen reeds om een rustige levensavond te hebben, door de jongelui binnen de witte lijnen wat levendiger zou zijn gespeeld. Nu is de wedstrijd er één geworden, welke aanbevolen kan worden aan lijders aan slapeloosheid, want wie daarvan nog niet genezen is na Velocitas – Emmen bijgewoond te hebben, is ongeneeslijk. Zelfs Gerhard de Vries – nog steeds zonder zijn tweelingbroeder Frans, die gewond ter neder legt – was bleek, hetgeen ik werkelijk heb toegeschreven aan slaap.

Enfin, toen op zeker ogenblik de banken achter mij schenen te schudden door een aardbeving, bleek "Slaivie" gracieuselijk de bal te hebben doorgegeven aan Groenier, die zowaar niet met zijn armen zwaaide en werkelijk inschoot… En de kroesharige Top uit Emmen, die zich warm geschreeuwd had en zijn jongens adviseerde te "sjouwen" – ze zijn toch warempel geen Marathonlopers – boog ten teken van overgave zijn hoofd. Zijn buurman, blauw aangelopen door medeleven, werd merkwaardig kalm. Velocitas had gewonnen, Emmen verloren. En waar niet de middelen maar het resultaat alleen telt, trok de Velocitasschare voldaan – heet dat niet zo? – huiswaarts.                                         K.

 

Tikkie terug »

 

 

 

Maandag, 27 oktober 1947

 

Het moet me van het hart

dat, hoe goed ook bedoeld, toch de situatie in het Oosterpark nog niet is, zoals ik die graag zou zien. O ik bedoel niet de kampenstrijd op de tribune waarbij een kleine voorzitter-met-bepaalde-voorliefde een Indianen dans maakt als zijn ploeg een doelpunt scoort, nadat de tegenpartij juist een voorsprong heeft weggewerkt. Ook kan het me niet interesseren, dat de districtsvoorzitter helemaal uit Friesland is afgezakt om het Oosterpark-miniatuurtribunetje werkelijk te stofferen, zij het dan, dat hij daarbij samen met een bekend hotelhouder - die in zijn vrije tijd verzorger het Groninger elftal pleegt te zijn en steeds weer poogt met zijn neus aan een zijner oren te komen -, „onder een deken zat”.

  Dat alles was maar bijzaak. Zelfs de explicaties van het gebeuren in het veld, zo liefderijk verstrekt door de echtgenote van een bekend scheidsrechter-organisator, die met haar vrouwelijke charme regelmatig de voetbalwedstrijden, speciaal die van Be Quick, pleegt op te luisteren, kan ik met de beste wil om ridderlijkte zijn, toch niet anders beschouwen, dan als behorend tot de sfeer van een plaatselijke ontmoeting.

  Neen, wat mij werkelijk van het hart moet, is het feit, dat de jongste outillage-verbeteringen in het Oosterpark nog op geen stukken na voldoende zijn om een publiek van wellicht zesduizend „koppen” behoorlijk „zicht” te bieden op datgene wat er binnen de lijnen rond dat grappige ronde ding zoal voorvalt. Of zouden gemeentebestuur en adviseur van mening zijn, dat het als regel toch niet zo heel veel bijzonders is, wat daar openlijk binnen die witte lijnen pleegt te geschieden.

  Dat mag ik niet aannemen en dus doe ik een beroep op hen, die het aangaat, om nu de ene vuist toch gebald is, het met de andere ook maar te doen en niet allen het tribunetje te beschouwen als een leuk dinsigheidje, passend in het karakter van de landelijke omgeving van dat mooie park, maar werkelijk als een gelegenheid om zoveel mogelijk mensen, die er voor willen betalen, in de gelegenheid te stellen een wedstrijd bij te wonen. Nu is het wel leuk voor de eerste rangers, dat zij, althans enigermate betere plaats hebben, maar de tweede rangers zijn er niet op vooruitgegaan. In het Stadspark wel, maar daar is dan ook een tribune - overdekt en onoverdekt - die werkelijk een tribune is en geen kinderspeelkamer-attribuut. Wat U, meneer de Burgemeester, want U was er geloof ik, ook.                                                                                             K.

 

Tikkie terug »

 

 

Maandag, 20 oktober 1947

 

Het moet me van het hart

dat de Achilles-supporter, die wanhopig naar zijn haren greep en klagelijk riep „Toe nou Japie”, daarmede kennelijk de kleine Jongman bedoelende, de situatie goed aanvoelde, want het w a s wanhopig en bij mij zelf heb ik de verzuchting geslaakt: „Waar zijn toch de tijden waarin Achilles met een fanatiekeling als Broers een Jan Hasper, met een vinnige Jalving - ik spreek alleen maar van latere tijden - werkelijk vocht voor een goed resultaat, tijden, waarin een Upward, Quickness, en de jongens van Hans Jalving de Zondagen op de voetbalvelden tot gebeurtenissen maakten.... Pieter van de Hoek moet zich op de tribune wel afgevraagd hebben of deze jongelui nu de Asser hope waren…. Het was alles zo weifelend en Napoleon leert, dat mensen die weifelen, nooit in hun ondernemingen slagen. Nu, als hij Achilles had kunnen zien, zou hij bij zich zelf gedacht hebben „Zie je nu wel, dat ik gelijk heb gehad”.

  Enfin, de wedstrijd was niet bepaald aantrekkelijk, maar het is eens te meer bewaarheid, dat bij een goed gesprek de arbeid (van het zien naar die elf toch wel dartele jongelui) goed opschiet. En dat nog wel terwijl mijn vriend Piet ver van mij zat in bijzonder charmant gezelschap, en mij dus totaal vergat. Gelukkig had ik als zijn plaatsvervanger een voormalige GVAV'er, verscholen achter een donkere bril, die dus alles nogal „gekleurd” zag, maar desondanks helemaal niet tevreden was over hetgeen hij waarnam. Gek toch, zijn conclusies waren niet zo rooskleurig als die van mij, welke ik trok uit het prettige lachende gezicht van de welgedane GVAV'er in colbertje langs de lijn, die kennelijk veel plezier had. Nu, met vijf doelpunten, dat is te begrijpen.                                                                                                   K. 

Tikkie terug »

 

 

 

 

Maandag, 13 oktober 1947

 

Het moet me van het hart

dat mijn vriend Piet - U weet wel, gentleman every inch en door een hat - hoed is te eenvoudig voor een kleinood, zoals hij draagt  - overluifeld - een keurige „kerel” is. Eigenlijk zou elke tribune er zo eentje moeten hebben, want U weet hoe het gaat bij de wedstrijden. Er zitten mensen van verschillende kleur. Niet uiterlijk, maar in hun hart. De een heeft een blauwe-itis - vraag het maar aan de GVAV-klant, die achter mij zijn longen tot berstens toe zat vol te schreeuwen - de ander een groen-wit complex en hoewel ze overigens de beste vrienden kunnen zijn, tijdens de wedstrijd proberen ze elkaar de kachel aan te maken, zoals zulks in fatsoenlijk Nederlands heet. Welnu, de welgedane GVAV-er achter mij legde zich steeds onvoorwaardelijk neer bij de uitspraak van genoemde Piet-mijn-vriend. En dat deed mij de verzuchting slaken: „Ach waren alle voetballers wijs en wilden daarbij wel, het voetbalveld waer een paradijs, nu isse soms een hel”, waarmede ik Camphuysen's woorden een weining vrij vertaal. Trouwens, eerlijk, dat onderling gestook, die kachelaanmakerij dus, is soms ook wel plezant. Er zijn trouwens meer zaken op de tribune, welke aandacht vragen. Nu bedoel ik niet het „meeleven” van de echtgenote van Velocitas' midvoor, noch de nieuwe hoed van de afdelingsvoorzitter - hoe opmerkelijk overigens ook - noch de pretogen van een groenwitte penningmeester, die het einde nauwelijks kon afwachten om toch maar moneten te kunnen gaan tellen. Neen, ik bedoel de rust ademende manier waarop de Wolf'en de tribune-regeling beheersen, de onophoudelijke zuchten, nu eens van het ene, dan weer van het andere kamp. Inderdaad, de tribune speelt de wedstrijd op haar wijze en Edward Young had gelijk toen hij beweerde dat de mens slechts weinig nodig had en niet eens lang. Slechts, - ofschoon hij dat er niet bij gezegd heeft - een aardige wedstrijd, zo nu en dan wat sensatie en dat alles niet langer dan anderhalf uur om gelukkig te kunnen zijn..                                                                                               K.

 

Tikkie terug »

 

 

 

Maandag, 6 oktober 1947

 

Het moet me van het hart

dat het gisteren op de sportvelden best verblijven was. De zon scheen zo heerlijk, de sfeer was zo blij en ik kan me best voorstellen, dat velen van deze dag genoten hebben. Dat wil zeggen van de natuur. Of het echter ook zo gesteld was ten aanzien van het gebodene waag ik te betwijfelen omdat Hebbel's wijsheid, dat het publiek een vuurwerk toewerd natuurlijk de zonsondergang in 't helaas van toepassing is op de toeschouwers van voetbalwedstrijden. Ze willen doelpunten zien en tja, daarvoor moest je nu gisteren juist net niet bij G.V.A.V. zijn. En daarom werd natuurlijk zonsondergang in het middenveldspel ook niet naar waarde geapprecieerd. Behalve door een bekend bondsoefenmeester, die naast me stillekens voor zich heen zat te mompelenen lof toezwaaide aan Willy, Tom – "goed getimed in de lucht, Tom" – Buiter, terwijl naast hem de scheidsrechter gezeten was, die volgens de radio Ajax – Haarlem zou hebben geleid. Maar deze grootheid zag vanzelfsprekend alleen maar zijn collega, die het prima deed en vaderlijk kwam informeren als een der spelers een poosje ging uitrusten aan de boezem van Moeder Aarde. Intussen, het is een goede dag geweest voor de GVAV-penningmeester "J.C", maar of het vaak zo zal gaan? Wel, als de spelers met Buonarotti zeggen: "ik win veel als ik uit mijn verlies leer" en de volgende keer daarnaar handelen, de goal zoekend waar ze ook werkelijk is, dan zal zelfs de echtgenote van een bestuurslid niet meer schamper behoeven op te merken: "aan het spel kleeft geen fout, maar het doel is alleen te klein". Laten we 't daarop maar houden.  K.         

 

Tikkie terug »

 

 

 

 

Maandag, 29 september 1947

 

 Het moet me van het hart

Dat Vergilius dan beweerd mag hebben, dat het oneven getal geliefd is, maar dat zulks dan blijkbaar ophoudt als het voetbal-, korfbal-, handbal- of wat voor andere elftallen betreft, want gisteren heeft Jan Publiek weliswaar die liefde niet onder banken of stoelen gestoken, maar daar hield het dan mee op. Tenzij men natuurlijk de neerplensende regen als vreugdetranen wil  bestempelen. Ik geloof trouwens ook niet, dat toeschouwers en spelers bij Velocitas –Be Quick die nattigheid als zodanig hebben beschouwd. Neen, het was, met permissie, een vieze boel rond en niet minder binnen de lijnen. Maar niet alleen dat, ook een rare boel. De scheidsrechter floot een allerlustigste solo, maar hij diene niet te vergeten wat Seneca al eens heeft gezegd, dat geweld – in dit geval met de fluit – niet lang duurt…. En voor de spelers geldt hetzelfde. Nog altijd werkt de rede meer uit dan 't blind geweld , vooral als je gaat stopperen. Terwijl zij bovendien mogen bedenken, dat zij, indien zij voor zichzelf willen spelen, voor hun naasten moeten spelen. Het geeft niets, dat toen Senenca deze wijzen woorden voor het nageslacht vastlegde van voetbal nog geen sprake was. Wijs blijven ze, ook wat Soccer betreft. Aardig was het die lange rij wielrijders te zien, wachtend op het moment, dat de dubbeltjes als bewaarloon konden worden neergeteld.... maar toch zou ik het stadsparkbestuur Vondel's woorden willen voorbehoude : "men smoorde 't wassend quat bij tijds in zijn geboorte" , want er komen meer van die hoogtijdagen….                                                                           K

 

Tikkie terug »

 

 

15 september 1947

 

Het moet me van het hart

dat we in Groningen nog steeds in een keurslijf leven dat toch wel erg ongemakkelijk zit. Ik bedoel de accommodatie van de terreinen. Speciaal ten aanzien van het Oosterpark  voelde ik mij gisteren erg 'benadeeld' en met mij dunkt me duizenden, die na met heel veel moeite een kaartje veroverd te hebben  - ook daarin is een vlottere gang van zaken dringend gewenst – ergens langs de lijnen tegen met colberts en ruggen gestoffeerde jassen stonden te gluren en nu en dan door de 'reportage' van de eerste rijen zich een beeld hebben trachten te vormen van datgene wat zich binnen de lijnen afspeelde. Nu kan Multatuli zich de vrijheid hebben kunnen veroorloven om te zeggen "publiek ik veracht U" maar een voetbalvereniging kan dat niet en een gemeente mag dat niet. Zij neme daarom ten spoedigste maatregelen om de accomodatie te verbeteren, want nu is het Oosterpark niet geschikt om wedstrijden met grote belangstelling te herbergen. Punt!  

 

 

 

Roelof Kampman »

in 1960

 

 

 

Contact »

Mail naar roelie@kampmes.nl

Of schrijf in het gastenboek

 

Installeer IE9 voor het leukste leesresultaat